Maandelijkse Mijmeringen van Manus Mus.

De Buurjongen

De zaterdag is traditioneel een dag waarop de volières worden gekuist. Voerlaatjes met heet water en zeep wassen. Mest onder de zitstokken opruimen, enfin ik hoef u dit natuurlijk allemaal niet te vertellen. Eigenlijk is het gek dat ik dit nog steeds op zaterdag doe. Ik ben inmiddels al 5 jaar met pensioen, dus zou het elke dag in de week kunnen. Maar ja de mens is nu eenmaal een gewoontedier. “Hallo buurman” klonk het vanachter het tuinhek, “wat ben je aan het doen?” Onze buurjongen, Wouter, stond voor het hek. Wouter is zeven jaar en voor zijn leeftijd een heel slim ventje. “Ik ben de volières aan het schoonmaken zei ik, kom je helpen?” Wouter trok een wijs gezicht en zei “Mijn vader zegt dat vogels buiten horen te vliegen en niet in een kooitje.” Tja een heleboel stekeligheden flitsen dan door je hoofd. Zo van “Ja, dat vindt hij zeker ook van jullie rotkat, die de hele buurt tot overlast is”. Of ”misschien kan je vader zelf eens wat meer tijd buiten doorbrengen om bijvoorbeeld iets aan de gezamenlijke voortuin te doen. “Maar je afreageren op zo’n mannetje is natuurlijk ongepast. Onze buren worden in de wijk “”de alternatievelingen” genoemd. Ze hechten niet aan materiële zaken. Hun huis is volgens gangbare begrippen een puinhoop.
Hun tuin is een woestenij van alles wat er maar in wil groeien of gedumpt wordt en op zomerse dagen zie ik hem nog steeds in hetzelfde sportbroekje lopen dat we al 22 jaar kennen zo lang we buren zijn. De kat is inderdaad een crime, een gecastreerde kater, die Jos heet maar door de wijk Hitler wordt genoemd, vanwege zijn zwarte snorretje en het zwarte driehoekje op zijn kop. Een buurvrouw, die voordat ze in de bus stapte om naar haar werk te gaan, nog snel een vuilniszak uit de tuin in de kliko gooide, moest halverwege de busreis rechtsomkeert maken omdat het sproeivocht van Hitler via de vuilniszak op haar kantooroutfit terecht was gekomen. De plaats naast haar bleef door de lucht die ze bij zich droeg leeg, dat wel.
Wouter bleef me vragend aankijken, kennelijk vond hij wel dat ik een kans verdiende om mijn abjecte hobby nog enigszins te rechtvaardigen. “Ja” , zei ik ‘’ ik vind vogels in de natuur ook leuk, maar ik vind het ook leuk om vogels van dichtbij te kunnen zien, ze goed te verzorgen en te proberen jongen te krijgen. “Heb jij wel eens een nest met jonge vogels van dichtbij gezien?” vroeg ik. “Nee, dat niet” zei hij. “Nou kom dan eens kijken”. Even zag ik een aarzeling, misschien vond hij het toch een beetje verraad aan zijn vader. “OK “zei hij, en deed het tuinpoortje open. De eerste nesten met kruisbekken waren goed gevuld. Ik haalde een nestje tevoorschijn en liet het hem zien. “Oh, wat klein” zei hij. “”Mag ik ze aanraken?”. Nee dat liever niet”, zei ik. “Als ze wat groter zijn wel”. “” Zijn die vogels ziek?” zei hij en wees op de pop die het vanaf de zitstok gadesloeg en het allemaal maar niets vond. “Nee, hoe bedoel je?”, vroeg ik. “Nou ze hebben toch een hele rare snavel” Ik legde uit dat dit een trucje was van de natuur om de zaden tussen de schubben van de dennenappels er makkelijk uit te kunnen halen. Ik had heel duidelijk zijn belangstelling gewekt en hij vroeg honderd uit. Ik moest ook alle namen zeggen van de vogels die in de kweekboxen zijn gehuisvest en hij probeerde ze te onthouden. “Als er van de andere vogels ook jongen zijn, mag ik dan nog eens komen kijken?” “Natuurlijk je mag altijd binnenkomen als ik in de volières bezig ben, antwoordde ik.
”Wouter”, klonk het vanaf de straat. “Opschieten je moet naar judo”. De buurvrouw stond voor de poort. “Ik moet weg “, zei Wouter “naar judo”. Aan zijn gezicht te zien had hij nog wel even willen blijven. “Nou tot ziens dan” zei ik. Hij liep vlug het pad af naar zijn moeder. Halverwege kwam hij terug. “Wat mijn vader zegt over vogels in de vrije natuur is wel waar, maar ik denk dat ze het bij u eigenlijk net zo goed naar hun zin hebben “
Mijn dag kon hierna niet meer stuk.